Welk onderwijs voor welke samenleving in de 21e eeuw en hoe dat realiseren

Een maçonniek onderwijsproject

Onze visie op onderwijs situeert zich duidelijk in de context van een veralgemeend openbaar onderwijs, want dat alleen biedt volgens ons de essentiële kwaliteiten en garanties van democratie, neutraliteit, mix en toegang voor alle leerlingen. Het kan ook gratis toegang bieden en zo de selectie zoals die door sommige organiserende autoriteiten wordt beoefend, voorkomen. Deze gratis dienst van de overheid moet gepaard gaan met een grondige en permanente contrôle. Dit openbaar onderwijs lijkt ons noodzakelijk om het a-dogmatische karakter van dit pedagogisch project te verzekeren.
stellen dat ons project niet tot doel heeft de leerlingen als instrument te gebruiken, integendeel, het moet de intellectuele en persoonlijke emancipatie van de jonge generaties op een actieve en concrete wijze bevorderen en omvat de geest en het kritische denken dat anderen respecteert. Dit onderwijs kan niet voorbijgaan aan de knowhow in onze socio-politieke context en omvat ook burgerzin en openheid zonder zich terug te plooien op de eigen identiteit of op zichzelf.

1. Leren leven ?
Onze aanpak is gericht op wat het leven tot een volwaardig bestaan maakt: vrijheid, dat wil zeggen, het verlangen, de openheid en emotionele en morele autonomie in de intellectuele activiteit van elkeen, zowel als de leraar.
Voor de vrijmetselaar begint de initiërende aanpak met een betere kennis van zichzelf voor hij zich openstelt voor anderen en vervolgens voor de wereldOp dezelfde manier moet het educatieve werk stapsgewijs gebeuren en worden uitgevoerd in een klimaat van veiligheid, vertrouwen en wederzijds respect.
Vanuit dit perspectief is de eerste actor in het proces de tweeterm(binomium) die een onderwijsteam – waarin de maatschappij weer moet vertrouwen- koppelt aan een lerende die zich met plezier in een lang proces engageert.
Het begint, voor iedereen, met een solide en open initiële opleiding als basis die de lerende gemeenschappen bevordert. Voor de leerkrachten, moet de initiële opleiding worden versterkt door een permanente nascholing die erop gericht is om de geïndividualiseerde aanpak van alle leerlingen te implementerenEen op deze manier opgeleide leraar zal zijn eigen verlangen om les te geven, zijn nieuwsgierigheid naar de onderwezen kennis en zijn enthousiaste inspanningen om die voortdurend te vervolmaken, doorgeven. Speciale aandacht zal worden besteed aan de opleiding van train de trainers. Voor de leerling of de student zal de nieuwsgierigheid van de ontdekking zich ontwikkelen dankzij een concrete en constante heen en weer van de leervakkennaar de hedendaagse wereld, zelfs, zo niet vooral, in de meest abstracte branches zoals de wiskunde.
De gemeenschappelijke inspanning wordt boeiend dankzij de eisen, die wat de leraar betreft een individuele en nauwkeurige controle van de taken van de leerling vragen, vanuit een geest van initiatief (de geest van het in handen nemen van het eigen leven) en maximale inventiviteit die hem worden gelaten in zijn werk, vanuit de activiteiten gericht op van elkaar leren en mogelijke stages , en voor wat de leerling betreft, de wil om vooruitgang te boeken in het bijzonder in het leren schrijven van een beargumenteerde tekst, wal te vaak verwaarloosd wordt maar toch bij uitstek vormend is. Onderwijzen is dingen samen beleven. Persoonlijke taken vereisen gedeelde aandacht van leerkracht en leerling, het is veel meer dan kopijen verbeteren.
Leraren van alle disciplines zullen zelf kennis maken met het complexe en kritische denken –door het te beoefenen vanaf hun initiële opleiding – met het belang en de instrumenten ervan en in het bijzonder met het interdisciplinaire en collaboratieve werk dat het vereist. Ze zullen worden uitgenodigd om na te denken over hun lessen met als doel de leerlingen tot complex en kritisch denken te brengen. Zo zullen ze zich bewust zijn van:
– de noodzaak om de onderwezen kennis te plaatsen in haar ontstaan en geschiedenis en zo vermijden ze te presenteren op een eenvormige en neutrale manier en als zijnde definitief;
– de rol van fouten maken en de illusie te bespreken in de ontwikkeling van hun wetenschappelijke kennis met betrekking tot hun discipline.” (Betekenis, waarden, doelstellingen en taken van de school van de eenentwintigste eeuw, Groupe de travail no 2 du Pacte pour un enseignement d’excellence, juni 2015, p.47)
Evaluatie, of beter nog, zelfevaluatie, moet algemeen zijn, gebaseerd op de verworven vaardigheden, niet op prestaties tegen elke prijs en felle concurrentie.De geest van competitie en selectie moet worden vervangen door meer samenwerking tussen leerlingen, tussen docenten en tussen scholen. “herinstalleren van een verlangen en een plezier om te leren ( en om les te geven ) gaat via een vermindering van de negatieve invloed van de evaluatie op het werk op schoolDe evaluatie moet dus niet worden beperkt tot het certificeren, maar altijd een indicator blijven dat de boodschap is aangekomen, dat de lerende een inhoud heeft verworvenHet weze duidelijk dat de leerling het recht heeft om fouten te maken, wat een integraal onderdeel is van elke pedagogische aanpak. Het is van essentieel belang dat elk lid van het paar(binomium) het doel van de evaluatie begrijpt: evalueren om verder te gaan.
Deze uitdaging om « te leren levenoet zeker rekening houden met de culturele en artistieke dimensies, zowel lokaal als internationaal. Het is een aanpak onafscheidelijk verbonden met het zoeken naar zin dat vaak de jongere generaties bezighoudt Aanmoedigen om het klaslokaal, de school te verlaten, het bevorderen van ontmoetingen met externe getuigen, bepaalde beroepen te demystificeren zijn essentiële stappen om vooruitgang te boeken in een veranderende wereld.
Overwegingen leiden ons naar een essentiële dimensie van de leraarmeer dan een ‘wetend’ individuis hij de coherente mens die door de interpersoonlijke relatie gebaseerd op authenticiteit, de lerende essentiële ‘bronnen’ die hem zullen motiveren om zichzelf te ontwikkelen.

2. Voortdurend leren te zijn en te begrijpen ?
Duurzaam leren is leren leren. Het essentiële doel van educatieve autonomie betekent niets anders: het is niet alleen zinloos om alles te willen leren of ‘een beetje van alle kennis’, maar ook om eindeloos nieuwe kennis op te nemen die waarschijnlijk snel verouderd raakt:morgen zal het ‘misschien niet langer het domein van computerwetenschappers zijn, omdat robotica zich ook automatiseren.
Dat betekent niet dat in alle disciplines, specialisten, in staat om de betrokkenen te heroriënteren door en voor henzelf, onnodig zullen zijn.
Leren leren heeft in de eerste plaats betrekking op de filosofische, begrijpende en redenerende geest, ondersteund door de zin van vragen stellen, de bredere vraagstelling over de oorzaken en problemen. Het leren van deze aanpak begint al op jonge leeftijd, vanaf de eerste lessen in de juiste context geplaatst en besproken. Het wordt aangevuld door ethische, sociale, politieke en democratische vragen over waarden en instellingenHet wordt voltooid in de kritische studie van de grote menselijke, literaire, filosofische, artistieke en wetenschappelijke werken, de fundamentele gedachten over de rol van vrouwen en mannen in de geschiedenis. Dit betekent dat dit onderwijs afhankelijk is van leraren die getraind zijn in deze filosofische benadering.
Dit onderwijs biedt de mogelijkheid om te leren zijn en te leven met de onzekerheid van het resultaat. In deze aanpak dient de leerkracht (‘facilitator van het leren’ cf. Carl Rogers, Freedom to learn, 1969) de lerende in alle veiligheid te laten zoeken naar en ontdekken van de verschillende waarheden die in de hiervoor genoemde werken tot uitdrukking komen.
Iedereen begrijpt daarom, in de kern van ons onderwijsproject, het belang van de cursus filosofie en burgerschap gedurende het gehele curriculum Dit kan de belangrijkste krachtlijn worden van het leerplicht onderwijs. Wat we ‘de cursus levensbeschouwing’ noemen, moet tot de privésfeer behoren.
Leren leren wordt beoefend door middel van gedifferentieerd leren dat inzet op de belangrijkste ‘talen’: in alle authenticiteit in de eerste plaats op de gesproken en geschreven taal, uiteraard, bij uitbreiding op de vreemde talen, maar ook op de wiskundige , analytische en deductieve taal, en de experimentele, theoretische en observationele taal, de handmatige en technische taal , uiteraard op de digitale, de ruimtelijke taal , met inbegrip van de ecologische en de temporele taal, de herinneringseducatie en geschiedenis, de artistieke en lichaamstaal, althans in bepaalde sporten, afhankelijk van de verwantschap van elk.
We willen als mens in essentie talige wezens zijn, omdat in de capaciteit van de diverse manieren om ons uit te drukken; in de eerst plaats mondeling en schriftelijk, zich de bronnen van onze vrijheid bevinden. En al deze talen vragen om zoveel aantrekkelijke leermethoden, georganiseerd op een transversale aanpak en via het doorbreken van leeftijdsgroepen en vakken die verstard zijn in relatie tot de traditionele ‘heilige’ disciplines en jaarlijkse voortgang.
Laten we nogmaals opmerken dat deze verschillende vakken, hoewel ze vaak teamwerk impliceren, nooit te scheiden zijn van een individuele ‘afwerking’, een essentieel criterium voor het verwerven van autonomie, het vermogen om te begrijpen en te leren, om, ook in industriële en / of commerciële zin , initiatieven te nemen en te handelen, uit te vinden of te creërenOp dit niveau moeten kansarme en problematische leerlingen, tijdelijk of langer, zo specifiek mogelijk worden geholpen. Het is belangrijk om vaker te werken met kleine groepen in een relatie van wederzijdse ondersteuning.

3. Krachtlijnen ?
Een al oud boek, ”Le maître ignorant”, vertelt Jacques Rancière over de ontdekking, in de negentiende eeuw, van een leraar, die een taal die hij niet kende ,moest onderwijzen: tot zijn grote verbazing, had elk van zijn leerlingen zich drie maanden later de beginselen van de tweede taal eigen gemaakt door hen terug op zichzelf te werpen door middel van een tekst in twee naast elkaar geplaatste talen, de een gekend de ander ongekend. Zonder in te gaan op de discussie omtrent een generalisering van deze ’ moet op zijn minst de basisinspiratie ervan weerhouden worden: de noodzaak om zo veel mogelijk het initiatief aan de leerling te laten voor zijn opleiding.
Daarbij komt de confrontatie met andere leerervaringen en de meningen die daarbij zouden worden gevormd. Burgerschap wordt niet geleerd door de abstracte studie van theoretische democratische beginselen, maar in een voluntaristische beleving van de democratie in het dagelijkse leven door de praktijk van een tegensprekelijke en weloverwogen dialoog , d.w.z. altijd weer in vraag gesteld en doordacht, met behulp van kritisch denken, zo rigoureus mogelijk in zijn cruciale vragenHet is een kwestie van het dagelijks bevorderen van de democratische praktijk in onze scholen.
De pedagogie van de grootst mogelijke zelfstudie responsabiliseert niet alleen de leerling, maar geeft de leerkracht extra verantwoordelijkheid. Het is niet langer een kwestie van eenzijdige kennisoverdracht van boven naar beneden en van vol naar leeg, maar, voor de leraar, om degene die leert (al vol van andere kennisinhoud, ook al is die heel anders en minder ‘groot’ in zijn leerproces te begeleiden. Hij moet andere pistes voorstellen, hem helpen uit de impasse te geraken, hem doen overstijgen wat hij geleerd heeft, wat hij al ervaren heeft. Dit veronderstelt een bijzondere aandacht voor elke leerling, een onderwijssysteem in kleine groep of in sommige gevallen zeer kleine groep, dat mijlenver staat van het tegenvoorbeeld van masterlezingen gegeven aan overbevolkte auditoria of overvolle klassen. Bovendien, zoals we weten, opent de praktijk van computernetwerken en de digitale technologie nieuwe perspectieven voor samenwerkingIn het tijdperk van de democratie en de elektronica heeft de pedagogie van het nabootsen in afhankelijkheid van de meester geen zin meer, als ze dat ooit al heeft gehad.
Het spreekt voor zich dat samenwerking tussen leraren, vooral tussen oudere en nieuwe, maar ook tussen de verschillende netten van het officiële onderwijs, meer dan ooit nodig isHet principe van concurrentie is zinloos als het gaat om het opleiden van elke leerling tot het maximum van zijn of haar potentieel. Tegelijkertijd is de individuele opvolging van elke leerling of student de belangrijkste manier om echte gelijke kansen te creëren in het licht van sociaaleconomische discriminatie.
We moeten de school ook openstellen voor een maximum aan actoren, van ouders tot de sociaaleconomische omgeving, in een geest van constructieve dialoogAls de school meer gelijk moet zijn, moet ze ook ’de beste voor iedereen’ zijn in context van een voortdurende zoektocht naar kwaliteit. Dat betekent niet zich beperken tot het werken met de besten, maar ook elk kind op basis van zijn mogelijkheden en fysieke toestand doen vooruitgaan en de leerinspanning ondersteunen van jongeren die meestal van school worden gestuurdwerk, de tijd nemen om zijn leerlingen, zijn studenten te leren kennen. nieuwe paradigma mag egalitarisme niet tegenover elitarisme stellen: het gaat er vooral om prioritair in te zetten op de autonomie van de volwassenen in wording, met name in hun zoektocht naar geluk en hun ontwikkeling in de samenleving.


Besluit
Samenvattend hierbij de belangrijkste punten van onze projectieve koers, die gebaseerd is op de emancipatie van de jongeren in het onderwijs, voornamelijk door middel van de intellectuele autonomie die gericht is op de buitenwereld:

  • de intellectuele autonomie bevorderen door middel van een opleiding tot vrijheid van filosofische vraagstelling en democratische gelijkheid van werk en het gemeenschappelijk debat;
  • het vooropstellen van een onderwijs, al dan niet kwalificerend ,van leren leren door het leren van verschillende ‘talen’ van kennis in plaats van kwantitatieve assimilatie van hun inhoud (‘zelf leren’ ‘kennis overdragen’);
  • de unieke pedagogische relatie tussen elke leraar (voor hen zelf tijdens de bijbehorende opleiding -oude en nieuwe – en regelmatige nascholing ) en elkvan de zelftraining van de laatste, met prioriteit voor de zwakste en meest kansarme leerlingen en / of leerlingen in moeilijkheden (kleine schakelklassen en internaten);
  • de interne autonomie en ondersteunen, van de kleuterschool tot de universiteit én van de leerkrachten t.a.v. administratieve belemmeringen en de hervormingsmanie
  • dalle netten, gefinancierd of gesubsidieerd door de overheid, in een seculiere geest, dat wil zeggen met respect voor religieuze, filosofische en morele overtuigingen.

Postface

“In de voorbereiding van de jongeren, waaraan elke mens moet deelnemen, ligt de waarborg , de enige, van een toekomst waarin gerechtigheid en recht in een geest van solidariteit zullen zegevieren over kracht en ongerechtigheid” (Ovide Decroly)
Deze collectieve reflectie/constructie is met name gebaseerd op de geschiedenis van de relatie tussen de Belgische Vrijmetselarij en het onderwijs zoals beschreven in het recente werk van Sylvain WAGNON ( “Van Condorcet tot Decroly. De Belgische Vrijmetselarij , opvoeding en onderwijs 19e en 20ste eeuw”, Peter Lang, 2018) deze eindigt, p. 226, met de volgende conclusie, Er is een maçonniek onderwijsparadigma, dat van een betere wereld, van een verheffing van het individu. Er is een specififiek vrijmetselaarsdenken en -praktijk, maar het engagement, de actie voor de implementatie van zo’n paradigma illustreert de pluraliteit van de vrijmetselaars, de absurditeit van een complot en zelfs van een gemeenschappelijke strategie.”
Andere referenties vormden een leidraad voor ons werk, zoals ‘Het Witboek over onderwijs’ gepubliceerd door de Achtbare Meesters van het Zuiden in 1996, het werk van het Permanent Observatorium voor Onderwijs, de CEDEP-voorstellen, het werk van de reflectiegroep opgericht in het GOB in de eerste helft van 2015 en het werk van het GOB-congres in januari 2017.
Het is ook onmogelijk om in onze reflectie voorbij te gaan aan de vernieuwing in België, zowel in het Nederlandstalige deel van het land, in het bijzonder door het GO !, in het Franstalige deel in het kader van het “; en, voor het laatste, de publicatie van de resultaten van de Werkgroep 2 olv , voormalig rector van de ULB : ”
Hoewel er in België geen Vrijmetselaars net bestaat, werken vele Broeders en Zusters dagelijks in de onderwijswereld, zowel in het noorden, het zuiden als in het centrum van het land. Opvoeding in het algemeen en onderwijs in het bijzonder lijken ons een van de belangrijkste problemen (uitdagingen) van onze Belgische samenleving te zijnOnze evoluerende samenleving moet meer doen om levenslang leren te bevorderen, omdat het schoolleven stevig verankerd is in een bredere educatieve context van kind tot volwassene. Ze moet ook gericht zijn op de toegankelijkheid van alle jongeren tot een opleiding die succes bevordert, ongeacht de sociaaleconomische achtergrond, zodat ze haar rol van sociale emancipatie vervultWe zijn ons ervan bewust dat onze waarden en principes alleen zinvol zijn als ze worden versterkt door de dagelijkse praktijk. Dit persoonlijke project maakt het ons mogelijk, door de methode van vallen en opstaan, ons doel te bereiken: werken aan de vooruitgang van de mensheid.
Onze reflectie raakt niet aan de inhoud of didactische praktijken van de leerkracht voor zijn klas. op een ander niveau: dat van de kerntaken van het onderwijs. Het is echter duidelijk dat onze beschaving snel verandert en met haar ook haar onderwijsvormenWe willen niet een omgeving of context moeten ondergaan die meer en meer beheerst wordt door het management, zelfs niet door het New Public Management De school waarnaar we streven, moet zich resoluut proactief opstellen en moet zich aanpassen of zelfs anticiperen op de materiële vooruitgang, met name op de technologische en digitale vooruitgang. Om dit te doen, moet ze de leerlingen voorbereiden met nieuwe middelen, met een aangepaste structuur, maar ook en vooral door zich bewust te zijn van de ethische problemen die deze ontwikkelingen met zich meebrengen.

Speculatieve vrij metselarij heeft er altijd over gewaakt om de materiële vooruitgang gepaard te laten gaan met morele vooruitgang, zodat de technieken de mens dienen en niet degraderen. Tegelijkertijd bewust van zijn tijd, maar ook op vrijwillige basis los van de profane tijd, onze maçonnieke methode (om te luisteren, te dialogeren, om samen te bouwen) respecteert de individuele autonomie. Vrijheiddie ons dierbaar is, is de ruggengraat van ons project.

Als onze vrijmetselaarsbenadering is ons doel constructiefwe willen onszelf niet ‘tegen ‘maar duidelijk ‘voor’ iets opstellen !

Om ons vrij onderzoek in vraag te stellen als volgt: wat is onze visie op onderwijs als vrijmetselaars ?